Jurisprudentie

Uitspraak AT van 28 mei 2025 (25/79 AT)

Trefwoorden

Door rechtbank in letselschadezaak benoemde arbeidsdeskundige. Beoordeling omvang letselschade. Ongegrond.

Artikelen Gedragscode SRA

Art. 3 (Oud)

Samenvatting

Klager verwijt de arbeidsdeskundige dat hij slechts één gesprek met hem heeft gevoerd. Het AT overweegt dat dit niet ongebruikelijk is in het kader van een arbeidsdeskundig onderzoek en tekent daarbij aan dat dit in dit geval ook is gebeurd op verzoek van zijn eigen advocaat die uitdrukkelijk heeft voorgesteld dat klager maar eenmalig zou worden blootgesteld aan een vraaggesprek. Daarnaast verwijt klager de arbeidsdeskundige dat hij zonder toestemming contact heeft opgenomen met een voormalig personeelslid. Ook dat verwerpt het AT, door voorop te stellen dat een arbeidsdeskundige derden op zorgvuldige wijze en met terughoudendheid dient te benaderen in het kader van een arbeidsdeskundig onderzoek vanwege de vertrouwelijkheid bij de uitvoering daarvan. Het AT is van oordeel dat de arbeidsdeskundige in dit geval geen toestemming nodig had om met de derde contact op te nemen of hem om informatie te verzoeken. Dit neemt niet weg dat het beter was geweest, indien hij klager daarover voorafgaand had geïnformeerd. Daarom heeft hij volgens het AT weliswaar een aanmerkelijk gedragsrechtelijk risico heeft genomen, maar is hij – gelet op de omstandigheden van het geval – niet buiten de grenzen getreden van de op hem rustende verplichtingen. Klacht ongegrond.

Uitspraak van het Arbeidsdeskundig Tuchtcollege SRA, hierna te noemen: “het Tuchtcollege”, op de klacht van:

hierna te noemen: “klager”

tegen

de register-arbeidsdeskundige,
hierna te noemen: “verweerder”,

1. Procesverloop

1.1. Op 9 september 2024 heeft (de echtgenote van) klager per e-mail een klacht over de handelwijze van verweerder ingediend bij het secretariaat SRA. Aanvullend heeft klager nog een webformulier met bijlagen ingediend bij het secretariaat. Bij e-mail van 21 oktober 2024 heeft de echtgenote van klager de klacht nog kort verduidelijkt.

1.2. Met een verweerschrift, gedateerd 25 november 2024, is door verweerder op de klacht gereageerd.

1.3. De Arbeidsdeskundig Ombudsman SRA heeft bij brief van 27 januari 2025 aan het secretariaat SRA laten weten, dat de behandeling van de klacht niet tot een oplossing heeft geleid en daarmee niet als vruchtbaar moet worden beschouwd en dat klager de mogelijkheid heeft om binnen een termijn van zes weken de klacht aan het Tuchtcollege voor te leggen.

1.4. Klager heeft aan het secretariaat SRA tijdig laten weten dat de klacht aan het Tuchtcollege dient te worden voorgelegd.

1.5. Bij brief van 24 februari 2025 heeft (de echtgenote van) klager kort en niet inhoudelijk gereageerd.

1.6. Verweerder heeft met zijn e-mail van 12 maart 2025 een verweerschrift ingediend voorzien van zeven bijlagen.

1.7. De mondelinge behandeling van de klacht door het Tuchtcollege vond plaats op 17 april 2025. Klager, bijgestaan door zijn echtgenote, en verweerder, bijgestaan door de heer R, zijn ter zitting verschenen. Klager en verweerder hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het Tuchtcollege beantwoord.

1.8. Het Tuchtcollege heeft aan het eind van de zitting aan klager en verweerder meegedeeld dat het Tuchtcollege zich voldoende geïnformeerd acht om uitspraak te doen, geen aanvullende stukken worden toegelaten, het onderzoek is gesloten en uitspraak zal worden gedaan.

2. Feiten

2.1. Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op genoemde stukken, door het Tuchtcollege van de volgende feiten uitgegaan.

2.2. In het kader van de afwikkeling van de schade van klager als gevolg van een verkeersongeval heeft voor de rechtbank een procedure plaatsgevonden tussen klager en de verzekeraar van de aansprakelijkgestelde partij. Inzet van de procedure was de omvang van de schade. Om zich over de schade te laten voorlichten heeft de rechtbank twee deskundigenberichten bevolen.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 21 mei 2021 verweerder en een bedrijfseconomisch deskundige tot deskundigen benoemd ter beantwoording van de in het tussenvonnis geformuleerde vragen.

2.3. Aan verweerder als deskundige is gevraagd om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor klager om ondernemerstaken te verrichten binnen de onderneming, het aantal uur dat klager daaraan zou kunnen besteden en wat de loonwaarde is die aan die taken kan worden toegekend.

2.4. Ter uitvoering van deze benoeming als deskundige heeft verweerder een arbeidsdeskundig onderzoek ten aanzien van klager uitgevoerd. Dit onderzoek omvatte onder meer een bezoek aan klager op 2 december 2021 op diens bedrijfslocatie met een bezichtiging van het bedrijf. Dit gesprek vond plaats tezamen met de bedrijfseconomisch deskundige en in aanwezigheid van de advocaten van de in het geschil betrokken partijen. Van dit bezoek heeft verweerder een gespreksverslag opgesteld.

2.5. Verweerder heeft zich in zijn onderzoek voorts gebaseerd op financiële stukken en de in het dossier reeds aanwezige informatie, zoals de rapporten van twee voorafgaande arbeidsdeskundigen en medici, zijnde de orthopedisch chirurg en de revalidatiearts.

2.6. Bij e-mail van 30 november 2021 heeft verweerder zich gewend tot de heer N, voormalig personeelslid van de onderneming van klager, met een aantal vragen over de functie(invulling) van de heer N. binnen het bedrijf. Bij e-mail van 1 december 2021 heeft de heer N. de vragen van verweerder beantwoord.

2.7. Verweerder heeft partijen, waaronder klager, in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken naar aanleiding van het conceptrapport, gedateerd 28 juni 2022. Verweerder heeft het conceptdeskundigenbericht aan (de advocaat van) klager voorgelegd. (De advocaat van) klager heeft bij brief van 12 september 2022 op het concept gereageerd. Verweerder heeft klager op zijn beurt een schriftelijk bericht met toelichting gezonden. In reactie op het commentaar van klager heeft verweerder aan het conceptrapport onder andere toegevoegd:
“Door mij is zelfstandig onderzoek gedaan ter beantwoording van de gestelde vragen. Ik heb kennis genomen van het rapporten [sic] van H, maar dat wil niet zeggen dat de bevindingen en conclusies van H. voor mij leidend zouden moeten zijn. Bovendien wijs ik er op dat de rapporten van H. in 2017 opgesteld zijn. Sindsdien zijn er de nodige ontwikkelingen geweest.”

2.8. Verweerder heeft zijn eindrapport opgeleverd op 26 september 2022. De rechtbank heeft op de door klager in de procedure gemaakte bezwaren tegen de totstandkoming en inhoud van het rapport van klager geoordeeld dat het rapport van verweerder als basis kan dienen voor de beoordeling van het geschil tussen klager en de verzekeraar en het berekenen van de schade. Mede aan de hand van het rapport is door de rechtbank op 11 oktober 2023 (tussen)vonnis gewezen.

3. De klacht

3.1. De klacht over de handelwijze van verweerder bij het door hem tussen november 2021 en september 2022 uitgevoerde arbeidsdeskundig onderzoek houdt, kort samengevat in, dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode SRA 2023 en de Algemene Verordening Gegevensbescherming, doordat volgens klager:

a. verweerder slechts een eenmalig gesprek met klager heeft gehad waarbij klager ervan is uitgegaan dat het om een kennismakingsgesprek ging;

b. verweerder heeft een voormalig personeelslid van klager benaderd en bij dit personeelslid informatie opgevraagd zonder toestemming van klager.

Ter toelichting heeft klager daarbij aangegeven dat door de handelwijze van verweerder een (derde) arbeidsdeskundig rapport is opgesteld dat door de rechtbank voor waarheid is aangenomen.

4. Het verweer

4.1. Verweerder voert verweer tegen de klacht. Daar wordt, voor zover nodig, in het hiernavolgende op ingegaan.

5. De werkwijze van het Tuchtcollege

5.1. Op grond van artikel 11.2 van het Tuchtreglement SRA toetst het Tuchtcollege een klacht aan de Statuten, Reglementen en/of de Gedragsregels van de SRA (Gedragscode SRA) en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie.

5.2. Op 12 december 2023 is een nieuwe Gedragscode SRA bekendgemaakt. De aan verweerder verweten gedragingen hebben vóór die datum plaatsgevonden. Om die reden is de voor die datum geldende Gedragscode SRA (deze heeft gegolden van 1 oktober 2010 tot 12 december 2023) nog van toepassing en toetst het Tuchtcollege de klacht nog aan die Gedragscode SRA.

5.3. Volgens artikel 1 van het Tuchtreglement SRA is een klacht een “blijk van onvrede die betrekking heeft op een gedraging van een arbeidsdeskundige in die hoedanigheid”.

5.4. Het Tuchtcollege oordeelt op basis van de klacht uitsluitend over het gedrag van een arbeidsdeskundige. Bij de beoordeling van het handelen van de arbeidsdeskundige gaat het niet om wat er achteraf gezien allemaal meer of anders had gekund of gemoeten. Door het Tuchtcollege wordt uitsluitend de vraag beantwoord of gezegd kan worden dat verweerder met het gedrag waarover wordt geklaagd, is gebleven binnen hetgeen ten tijde van het klachtwaardig geacht handelen binnen de beroepsgroep van arbeidsdeskundigen ter zake als norm was aanvaard. Het Tuchtcollege toetst de inhoud van het werk en de inhoudelijke conclusies van verweerder slechts marginaal aan de hand van de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn conclusies heeft kunnen komen.

5.5. Ter voorlichting van klager geeft het Tuchtcollege in dit geval ook aan, dat het Tuchtcollege dus geen oordeel geeft over de handelwijze van de werkgever.

5.6. In dit geval beoordeelt het Tuchtcollege de handelwijze van verweerder bij het door hem ten aanzien van klager uitgevoerde arbeidsdeskundig onderzoek dat heeft geresulteerd in het deskundigenbericht van 26 september 2022.

6. De overwegingen van het Tuchtcollege

6.1. Op grond van de genoemde feiten en hetgeen klager en verweerder over en weer hebben aangevoerd overweegt en oordeelt het Tuchtcollege als volgt.

Klachtonderdeel a

6.2. Het Tuchtcollege stelt voorop dat voor de beoordeling van de handelwijze van een arbeidsdeskundige bepalend is dat de arbeidsdeskundige in diens hoedanigheid heeft opgetreden. De omstandigheid dat het arbeidsdeskundig onderzoek, zoals in dit geval, is uitgevoerd in het kader van een benoeming door de rechtbank als deskundige, brengt in dat uitgangspunt geen wijziging. Dat de rechtbank in het tussenvonnis van 12 mei 2021 verweerder heeft meegegeven dat hij zelf kiest hoe hij het deskundigenonderzoek inricht, uitvoert en verslaat en hoe hij partijen in het onderzoek betrekt, ontslaat verweerder niet van de op hem rustende professionele verplichtingen en verantwoordelijkheid.

6.3. Het handelen van verweerder dient dan ook in het kader van de beoordeling door het Tuchtcollege te worden gelegd langs de maatstaf die is uiteengezet onder 5.1 en 5.3. Anders dan verweerder in zijn verweer heeft aangevoerd blijft op een arbeidsdeskundige in de uitvoering van een onderzoek als gerechtelijk deskundige de professionele standaard van toepassing en wordt de door artikel 77 van de Leidraad deskundigen in civiele zaken beschreven beleidsvrijheid van de deskundige in dat opzicht begrensd.

6.4. Het eerste klachtonderdeel houdt in dat verweerder slechts een eenmalig gesprek met klager heeft gehad waarbij klager ervan is uitgegaan dat het om een kennismakingsgesprek ging.

6.5. Het Tuchtcollege oordeelt daarover als volgt. Verweerder heeft op 5 oktober 2021 een voorstel ontvangen van de advocaat van klager over de inrichting van het met klager te voeren gesprek. In de schriftelijke reactie daarop van verweerder in zijn e-mail van 12 oktober 2021 is specifiek aangegeven welke onderwerpen tijdens het gesprek aan de orde zouden komen.

6.6. Het Tuchtcollege kan dan ook niet vaststellen dat er naar objectieve maatstaven bij klager misverstand heeft kunnen bestaan over de aard en inhoud van het gesprek dat op 2 december 2021 heeft plaatsgevonden. Het Tuchtcollege weegt daarin mee dat het gesprek heeft plaatsgevonden in het bijzijn van de (twee) advocaten van klager.

6.7. Voor zover het klachtonderdeel ziet op het bepaalde in regel 3 van de Gedragscode (oud) heeft het Tuchtcollege niet kunnen vaststellen dat verweerder in strijd heeft gehandeld met deze regel. Blijkens vaste rechtspraak van het Tuchtcollege dient een arbeidsdeskundige erop bedacht te zijn dat een rapportage ingrijpende gevolgen voor de betrokkene heeft en voor extern gebruik – in het bijzonder in een deskundigenbericht ter voorlichting van de rechter – volledig, helder en duidelijk dient te zijn. Daarom zijn de in artikel 3 Gedragscode (oud) vastgelegde eisen aan arbeidsdeskundige rapportages gesteld. De register-arbeidsdeskundige dient op heldere en zakelijke wijze zijn beroepshandelingen, conform relevante bevindingen, alsmede de gronden waarop zijn conclusies berusten, te rapporteren. Daarbij is van belang dat het Tuchtcollege niet oordeelt over de inhoud en/of juistheid van de rapportage, maar uitsluitend toetst of deze aan de in artikel 3 Gedragscode (oud) vastgelegde eisen voldoet.

Gesteld noch gebleken is dat verweerder zijn arbeidsdeskundige rapport uitsluitend heeft gebaseerd op het op 2 december 2021 met klager gevoerde gesprek. Reeds uit het rapport blijkt welke bronnen verweerder heeft gebruikt om tot zijn arbeidsdeskundige beoordeling te komen. Verweerder heeft in zijn rapportage de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeld waarop het berust, met inbegrip van de bronnen (daaronder begrepen de geconsulteerde personen).

6.8. Dat verweerder slechts één gesprek met klager heeft gevoerd is niet ongebruikelijk in het kader van een arbeidsdeskundig onderzoek, maar is in dit geval ook geschied op verzoek van de advocaat van klager, waar in de e-mail van 5 oktober 2021 namens klager aan verweerder uitdrukkelijk is voorgesteld dat klager maar eenmalig wordt blootgesteld aan een vraaggesprek.
6.9. Gelet hierop is dit klachtonderdeel naar het oordeel van het Tuchtcollege ongegrond.

Klachtonderdeel b

6.10. Dit klachtonderdeel betreft de klacht dat verweerder een voormalig personeelslid heeft benaderd en bij dit personeelslid informatie heeft opgevraagd zonder toestemming van klager.

6.11. Verweerder heeft onbestreden aangegeven dat uit bestudering van het procesdossier bleek dat er in de loop van de tijd anders is verklaard over de rolverdeling van klager en zijn vennoot, meer specifiek over de verdeling van de ondernemerstaken en de uitvoerende taken. Gelet op de te beantwoorden vraagstelling heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten om bij een derde informatie in te winnen over de feitelijke situatie.

6.12. Uit de stukken komt naar voren dat verweerder het betrokken voormalig personeelslid heeft benaderd over diens eigen positie en functievervulling binnen de onderneming van klager. In dat opzicht heeft verweerder de heer N niet verzocht om persoonsgegevens met betrekking tot klager.

6.13. Daarbij passen evenwel de volgende kanttekeningen. Gelet op de van een arbeidsdeskundige te vergen vertrouwelijkheid bij de uitvoering van zijn onderzoek dient een arbeidsdeskundige op zorgvuldige wijze en met terughoudendheid derden te benaderen in het kader van een arbeidsdeskundig onderzoek. De arbeidsdeskundige dient erop alert te zijn dat hij in het contact met derden slechts informatie deelt voor zover een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak dit rechtvaardigt en daarbij in acht neemt dat hij de belangen van degene jegens wie hij tot vertrouwelijkheid verplicht is niet onnodig of onevenredig schaadt.

6.14. Het Tuchtcollege overweegt voorts dat verweerder in dit geval niet de toestemming van klager nodig had om met de heer N contact op te nemen of hem om informatie te verzoeken. Dit neemt niet weg dat het beter was geweest indien verweerder klager daarover voorafgaand had geïnformeerd. In herhaalde uitspraken van het Tuchtcollege is in dat verband gewezen op de toenaderingsverantwoordelijkheid van de arbeidsdeskundige. Het Tuchtcollege herhaalt nog maar eens, dat de arbeidsdeskundige de morele plicht heeft om de cliënt te respecteren en alle relevante informatie te verschaffen. De arbeidsdeskundige heeft een eigen verantwoordelijkheid om, zo lang als dat nodig is, op redelijke wijze met de cliënt in gesprek te komen en te blijven.

6.15. Aldus komt het Tuchtcollege tot het oordeel dat verweerder met zijn handelwijze een aanmerkelijk gedragsrechtelijk risico heeft genomen, maar dat gelet op de omstandigheden van het geval niet kan worden geoordeeld dat verweerder als gevolg daarvan reeds buiten de grenzen is getreden van de op hem rustende verplichtingen.

6.16. Ook dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

7. Slotsom

7.1. Gelet op het voorgaande komt het Tuchtcollege tot de slotsom dat de klacht ongegrond is.

Beslissing

Het Tuchtcollege verklaart de door klager ingediende klacht ongegrond.

Aldus gegeven op 28 mei 2025 door:

mr. R. Sanders, voorzitter

F.M.I.J. Hoebink, lid

A.L. van Summeren, lid