Jurisprudentie

Uitspraak AT van 19 maart 2024 (23/74 AT)

Trefwoorden Geen onzorgvuldig handelen. Feiten staan niet vast. Invoering nieuwe Gedragscode SRA per 12 december 2023. Ongegrond. Artikelen Gedragscode SRA (oud) 1 Samenvatting De klachten die klager tegen verweerder heeft geformuleerd zijn volgens het Tuchtcollege nogal algemeen van aard en niet voorzien van een concrete feitelijke onderbouwing. De ingediende klachten zijn ook niet aannemelijk geworden uit de stukken of uit wat klager ter zitting heeft toegelicht.  Verweerder heeft zijn onderzoek volgens het Tuchtcollege serieus en zorgvuldig uitgevoerd en zich daarbij zeer bewust heeft getoond van de gevolgen die zijn arbeidsdeskundig oordeel voor klager kon hebben. Van onprofessioneel en/of onverantwoordelijk handelen is het Tuchtcollege niet gebleken. Verder is niet aannemelijk geworden dat verweerder klager heeft voorgelogen. Daar was ook geen enkele reden voor of aanleiding toe. Het woord van klager staat hier tegenover het woord van verweerder. Het Tuchtcollege heeft geen aanleiding om aan het woord van klager meer geloof te hechten dan aan het woord van verweerder. Daarmee kunnen de feiten niet worden vastgesteld.  Het Tuchtcollege wijst de klacht als ongegrond af.   Uitspraak AT van 19 maart 2024 (zaaknummer: 23/74 AT)   Uitspraak van het Arbeidsdeskundig Tuchtcollege SRA, hierna te noemen: “het Tuchtcollege”, op de klacht van: “klager” tegen de Register-Arbeidsdeskundige, gemachtigde: mevrouw mr. V, hierna te noemen: “verweerder”
  1. Procesverloop
1.1. Door middel van het websiteformulier is door klager op 22 juni 2023 een klacht over de handelwijze van verweerder ingediend bij het secretariaat SRA. Bij het websiteformulier is één bijlage gevoegd: de WIA-beslissing van het UWV van 19 juni 2023. 1.2. De gemachtigde van verweerder heeft bij brief van 4 augustus 2023 een verweerschrift van 5 augustus 2023 met 6 bijlagen van verweerder ingediend. 1.3. De Arbeidsdeskundig Ombudsman SRA heeft op 2 oktober 2023 aan het secretariaat SRA laten weten, dat de behandeling van de klacht niet tot een oplossing heeft geleid en daarmee niet vruchtbaar is gebleken. Verder heeft de ombudsman met deze brief laten weten, dat aan klager is meegedeeld dat hij zijn klacht bij het Tuchtcollege kan indienen. 1.4. Per e-mail heeft klager op 24 oktober 2023 aan het secretariaat SRA tijdig laten weten dat de klacht aan het Tuchtcollege dient te worden voorgelegd. 1.5. Op 10 november 2023 heeft klager de klacht nog schriftelijk toegelicht. 1.6. Op 30 november 2023 is door verweerder op deze schriftelijke toelichting gereageerd. 1.7. De mondelinge behandeling van de klacht door het Tuchtcollege vond plaats op 22 februari 2024. Klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn ter zitting verschenen. Klager en verweerder hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van het Tuchtcollege beantwoord. 1.8. Het Tuchtcollege heeft aan het eind van de zitting aan klager en verweerder meegedeeld dat het onderzoek is gesloten en uitspraak zal worden gedaan.
  1. Feiten
2.1. Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op genoemde stukken, door het Tuchtcollege van de volgende feiten uitgegaan. 2.2. Verweerder is werkzaam als arbeidsdeskundige bij het UWV. 2.3. Klager is op 17 februari 2020 arbeidsongeschikt uitgevallen en ontving per einde wachttijd van het UWV een WIA-uitkering. 2.4. In het kader van de uitvoering van de WIA moest het arbeidsongeschiktheidspercentage van klager door verweerder worden beoordeeld. 2.5. Met het oog daarop heeft verweerder het dossier van klager bij het UWV doorgenomen, waaronder de zogenaamde “lekenrapportage” van 21 april 2023 (de lekenrapportage is een verzekeringsgeneeskundige rapportage van de arts zonder medische informatie bedoeld voor de arbeidsdeskundige beoordeling) en de beperkingen vermeld op de door de verzekeringsarts opgestelde (Kritische) Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 april 2023. 2.6. Op 23 mei 2023 heeft verweerder met klager op kantoor een gesprek gevoerd. Dit gesprek is vastgelegd in het Arbeidsdeskundig rapport van verweerder. 2.7. Verweerder heeft onderzocht of klager geschikt was voor de maatgevende arbeid, wat het maatmaninkomen van klager was en wat de verdiencapaciteit van klager was per uur en per maand. Verder is door verweerder het ClaimBeoordelings- en BorgingsSysteem (verder: 'CBBS') geraadpleegd om een inschatting te maken van de theoretische verdiencapaciteit van klager voor de WIA. 2.8. Op 24 mei 2023 heeft verweerder telefonisch contact met klager opgenomen, klager de uitslag van het arbeidsdeskundig onderzoek en het arbeidsongeschiktheidspercentage meegedeeld en klager uitleg gegeven over de vervolguitkering. Klager reageerde heftig op de uitkomst. Verweerder heeft de opstelling van klager in dit gesprek als bedreigend ervaren en daarvan de voorgeschreven interne melding gedaan. Op diezelfde dag heeft verweerder zijn Arbeidsdeskundig rapport afgerond. 2.9. Op 5 juni 2023 stuurt klager verweerder nog aanvullende medische informatie met het verzoek deze voor te leggen aan de arts. Verweerder heeft daarover contact via What's App met klager op 5 en 6 juni 2023 en ook overleg met de verzekeringsarts. Van de verzekeringsarts verneemt verweerder dat de arts geen aanleiding ziet om de FML aan te passen op basis van de ontvangen aanvullende medische informatie. Voor verweerder was er dan ook geen aanleiding om zijn Arbeidsdeskundig rapport aan te passen. 2.10. Op basis van voornoemd verzekeringsgeneeskundig onderzoek en het arbeidsdeskundig onderzoek van verweerder wordt aan klager bij besluit van 19 juni 2023 door het UWV meegedeeld, dat klager per 1 juli 2023 een WGA-vervolguitkering op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55% ontvangt. 2.11. Tegen dit besluit heeft klager bij het UWV bezwaar gemaakt.
  1. De klacht
3.1. De klacht betreft de handelwijze van verweerder bij het door hem uitgevoerde arbeidsdeskundig onderzoek en houdt, kort samengevat, in dat:
  1. verweerder een heel onprofessionele en onverantwoordelijke arbeidsdeskundige is; b. verweerder klager heeft voorgelogen; c. verweerder klager niet serieus heeft genomen; d. verweerder klager onverantwoord heeft behandeld en heeft uitgelachen.
Klager wijst daarbij op diverse feiten en omstandigheden die hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komen. 3.2. Met zijn handelwijze zou verweerder, zo vertaalt het Tuchtcollege de klacht naar de Gedragscode SRA, hebben gehandeld in strijd met de algemene toetsnorm van artikel 1 Gedragscode SRA, waarin, kort samengevat, is vastgelegd dat de arbeidsdeskundige bij zijn werkzaamheden de zorg in acht neemt van een goed arbeidsdeskundige.
  1. Het verweer
4.1. Verweerder voert verweer. Daar wordt, voor zover nodig, in het hiernavolgende op ingegaan.
  1. De werkwijze van het Tuchtcollege
5.1. Op grond van artikel 11.2 van het Tuchtreglement SRA toetst het Tuchtcollege een klacht aan de Statuten, Reglementen en/of de Gedragsregels van de SRA (Gedragscode SRA) en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie. 5.2. Op 12 december 2023 is een nieuwe Gedragscode SRA bekendgemaakt. Omdat de klacht is ingediend vóór bekendmaking van deze nieuwe Gedragscode, toetst het Tuchtcollege de klacht nog aan de Gedragscode SRA die op 1 oktober 2010 in werking is getreden en tot 12 december 2023 heeft gegolden. 5.3. Volgens artikel 1 van het Tuchtreglement SRA is een klacht een “blijk van onvrede die betrekking heeft op een gedraging van een arbeidsdeskundige in die hoedanigheid”. 5.4. Het Tuchtcollege oordeelt op basis van de klacht uitsluitend over het gedrag van een arbeidsdeskundige. Bij de beoordeling van het handelen van de arbeidsdeskundige gaat niet om wat er achteraf gezien allemaal meer of anders had gekund of gemoeten. Door het Tuchtcollege wordt uitsluitend de vraag beantwoord of gezegd kan worden dat verweerder met het gedrag waarover wordt geklaagd, is gebleven binnen hetgeen ten tijde van het klachtwaardig geacht handelen binnen de beroepsgroep van arbeidsdeskundigen ter zake als norm was aanvaard. Het Tuchtcollege oordeelt niet over de inhoud van het werk en de inhoudelijke conclusies van verweerder. Ook de eventuele gevolgen van de handelwijze van verweerder voor de schade-afhandeling laat het Tuchtcollege buiten beschouwing. Uitsluitend de handelwijze van verweerder wordt beoordeeld. 5.5. Ter voorlichting van klager geeft het Tuchtcollege aan, dat het Tuchtcollege dus geen oordeel geeft over de WIA-beslissing d.d. 19 juni 2023 van het UWV, de arts van het UWV en zijn mentor, het handelen van het UWV, de gevolgen van het arbeidsdeskundig onderzoek van verweerder en waarvoor en op welke wijze dit onderzoek en de uitkomsten daarvan zijn gebruikt. Het Tuchtcollege geeft ook geen oordeel over het gesprek met de Arbeidsdeskundig Ombudsman van de SRA. 5.6. In dit geval beoordeelt het Tuchtcollege of de handelwijze van verweerder bij het door hem in mei 2023 uitgevoerde arbeidsdeskundig onderzoek, dat heeft geleid tot het arbeidsdeskundig rapport van verweerder van 24 mei 2023 voldoet aan de normen zoals vastgelegd in artikel 1 Gedragscode SRA.
  1. De overwegingen van het Tuchtcollege
6.1. Op grond van de genoemde feiten en hetgeen klager en verweerder over en weer hebben aangevoerd overweegt en oordeelt het Tuchtcollege als volgt. 6.2. De klachten van klager zijn nogal algemeen van aard en naar het oordeel van het Tuchtcollege niet voorzien van een concrete feitelijke onderbouwing. Noch uit de stukken noch uit hetgeen door klager op de zitting van het Tuchtcollege is toegelicht, is het Tuchtcollege gebleken van de aannemelijkheid van de klachten. 6.3. Naar het oordeel van het Tuchtcollege blijkt uit de stukken en hetgeen op de zitting door klager en verweerder is toegelicht, dat verweerder zijn onderzoek serieus en zorgvuldig heeft uitgevoerd en verweerder zich daarbij zeer bewust heeft getoond van de gevolgen die zijn arbeidsdeskundig oordeel voor klager kon hebben. Het Tuchtcollege wijst in dat verband op het volgende. - Verweerder heeft het dossier van klager doorgenomen en beschikte over betrouwbare, actuele en verifieerbare medische gegevens waaruit de (on)mogelijkheden van klager in voldoende mate bleken (lekenrapportage en FML). Van een, zoals klager stelt “illegaal FML” is het Tuchtcollege niet gebleken. Voor verweerder was er naar het oordeel van het Tuchtcollege objectief bezien geen aanleiding om te twijfelen aan de FML. - Verweerder heeft telefonisch contact met klager opgenomen en een afspraak gemaakt voor een bespreking op kantoor (of dat al of niet op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van een terugbelverzoek van klager is geweest, is voor het Tuchtcollege niet relevant). - Verweerder heeft met klager een gesprek gehad op kantoor om de voor hem nog ontbrekende gegevens te verkrijgen (opleidingsniveau) en klager uitleg te geven over de WIA, de beoordeling die moet worden uitgevoerd en het proces dat in dat verband wordt doorlopen. In dat gesprek is ook de FML met klager doorgenomen. - Verweerder heeft klager telefonisch geïnformeerd over de uitslag van zijn onderzoek voordat de beslissing van het UWV over de uitkering van klager zou worden verzonden. - Verweerder heeft, ondanks de dreigingsmelding na het telefoongesprek met klager, de aanvullende medische stukken die hij van klager na dit gesprek via What’s App ontving nog intern voorgelegd aan de verzekeringsarts teneinde zeker te stellen dat toch niet van een andere belastbaarheid moet worden uitgegaan. Dit is ook vastgelegd in het Arbeidsdeskundig rapport. - Verweerder heeft klager daarvan op de hoogte gehouden en naar het oordeel van het Tuchtcollege klager ook overigens op een zorgvuldige wijze meegenomen in het onderzoek. 6.4. Verweerder heeft daarmee naar het oordeel van het Tuchtcollege de zorg van een goed arbeidsdeskundige in acht genomen en gehandeld overeenkomstig de algemene toetsnorm van artikel 1 Gedragscode SRA. 6.5. Van onprofessioneel en/of onverantwoordelijk handelen door verweerder is het Tuchtcollege niet gebleken. Verder is het Tuchtcollege van oordeel, dat niet aannemelijk is geworden dat verweerder klager heeft voorgelogen. Daar was ook geen enkele reden voor of aanleiding toe. Anders dan klager stelt, heeft verweerder klager naar de mening van het Tuchtcollege juist heel serieus genomen. Verweerder bestrijdt nadrukkelijk dat hij klager heeft uitgelachen en klager met volle mond te woord heeft gestaan. Het woord van klager staat hier tegenover het woord van verweerder. Het Tuchtcollege heeft geen aanleiding om aan het woord van klager meer geloof te hechten dan aan het woord van verweerder. Daarmee kunnen de feiten niet worden vastgesteld en kan dit onderdeel van de klacht niet gegrond worden verklaard. 6.6. Het Tuchtcollege concludeert daarmee dat de klacht van klager ongegrond is.
  1. Slotsom
7.1. Gelet op het voorgaande komt het Tuchtcollege tot de slotsom dat de klacht ongegrond is. Beslissing Het Tuchtcollege verklaart de door klager ingediende klacht ongegrond. Aldus gegeven op 19 maart 2024 door: drs. M.C. van Meppelen Scheppink, voorzitter B.B. Gerringa, lid B.J.J. van Lieshout, lid