Uitspraak AT van 23 februari 2023 (zaaknummer 22-72/AT)
Uitspraak AT van 23 februari 2023 (zaaknummer: 22/72 AT)
Trefwoorden
Belangenverstrengeling. Privacy schending. Deels gegronde klacht. Geen maatregel.
Artikelen Gedragscode SRA
Art. 1.
Samenvatting
Klacht over belangenverstrengeling en schending van de privacy. Verweerder wordt vaker ingeschakeld door werkgever en rapporteert op het briefpapier van de arbodienst van de bedrijfsarts. Klager heeft zelf geen inspraak gehad in de keuze van een arbeidsdeskundige. Dit acht het Tuchtcollege echter onvoldoende om van belangenverstrengeling te spreken. Klager stelt verder dat verweerder zijn privacy heeft geschonden door de vertegenwoordigers van werkgever en bedrijfsarts zonder zijn toestemming te betrekken in de e-mailwisseling tussen klager en verweerder. Het Tuchtcollege acht de e-mailwisseling niet vertrouwelijk en ook niet privacy gevoelig. Echter acht het Tuchtcollege wel onzorgvuldig dat verweerder zonder toestemming van klager de vertegenwoordigers van werkgever en bedrijfsarts in het contact met klager heeft betrokken. De klacht is daarom gegrond, maar rechtvaardigt geen oplegging van een maatregel. Het Tuchtcollege geeft de beroepsgroep van arbeidsdeskundigen enige inzichten mee over het omgaan met een FML in de situatie dat daarover verschil van inzicht bestaat tussen partijen.
Uitspraak van het Arbeidsdeskundig Tuchtcollege SRA, hierna te noemen: “het Tuchtcollege”, op de klacht van:
“klager”
tegende register-arbeidsdeskundige, hierna te noemen: “verweerder”
- Procesverloop
1.1. Door middel van het websiteformulier is door klager op 20 juni 2022 een klacht over de handelwijze van verweerder ingediend bij het secretariaat SRA. Bij het websiteformulier zijn een aantal bijlagen gevoegd: een uitwerking van de klacht met 5 bijlagen.
1.2. Op 23 augustus 2022 is door verweerder een verweerschrift ingediend.
1.3. De Arbeidsdeskundig Ombudsman SRA heeft op 6 november 2022 aan het secretariaat SRA laten weten, dat de behandeling van de klacht niet tot een oplossing heeft geleid en daarmee niet vruchtbaar is gebleken. Verder heeft de ombudsman met deze brief laten weten, dat aan klager is meegedeeld dat hij zijn klacht bij het Tuchtcollege kan indienen.
1.4. Per e-mail heeft klager op 22 november 2022 aan het secretariaat SRA tijdig laten weten dat de klacht aan het Tuchtcollege dient te worden voorgelegd.
1.5. Op 9 december 2022 heeft klager de klacht nog schriftelijk toegelicht.
1.6. Met de brief d.d. 3 januari 2023 is door verweerder op deze schriftelijke toelichting gereageerd.
1.7. De mondelinge behandeling van de klacht door het Tuchtcollege vond plaats op 2 februari 2023. Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen. Door klager is ter zitting een pleitnota overgelegd. Klager en verweerder hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van het Tuchtcollege beantwoord.
1.8. Het Tuchtcollege heeft aan het eind van de zitting aan klager en verweerder meegedeeld dat het onderzoek is gesloten en uitspraak zal worden gedaan.
- Feiten
2.1. Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op genoemde stukken, door het Tuchtcollege van de volgende feiten uitgegaan.
2.2. Klager is op 23 september 2020 ziek uitgevallen voor zijn werk bij de gemeente X.
2.3. In verband met de langdurige arbeidsongeschiktheid van klager is aan verweerder in juni 2021 door de gemeente X opdracht verleend om een beoordeling te geven van de arbeidsmogelijkheden van klager.
2.4. Over de door de bedrijfsarts opgestelde FML vindt op 11 juni 2021 overleg plaats tussen verweerder en de bedrijfsarts. Daarbij geeft de bedrijfsarts aan, dat werknemer zich niet kan vinden in de FML en van mening is dat er geen sprake is van beperkingen in het persoonlijk en sociale functioneren. De bedrijfsarts geeft aan dit anders te zien en blijft bij de opgestelde FML.
2.5. Op 14 juni 2021 verricht verweerder zijn arbeidsdeskundig onderzoek. Verweerder bezoekt de werklocatie. Op deze locatie vindt een gesprek plaats met vertegenwoordigers van de werkgever, de re-integratieadviseur HRM en de teammanager. Vervolgens spreekt verweerder met klager. Daarna vindt er een gezamenlijk overleg met de vertegenwoordigers van werkgever en klager plaats.
2.6. Op 16 juni 2021 stelt verweerder zijn rapportage op. Het concept daarvan stuurt hij op 17 juni 2021 aan de vertegenwoordigers van de werkgever en aan klager.
2.7. Naar aanleiding van het concept stelt klager op 17 juni 2021 per mail een aantal vragen aan verweerder. Daarop wordt door verweerder op 21 juni 2021 gereageerd. Klager reageert daar op 21 juni 2021 weer op met aanvullende vragen. Verweerder reageert daar dezelfde dag op en verzoekt klager uiterlijk 22 juni 2021 inhoudelijk te reageren zodat het rapport definitief kan worden gemaakt.
2.8. Klager geeft op 21 juni 2021 naar aanleiding van de reactie van verweerder zijn, zoals hij zelf aangeeft, “ongezouten” mening over het arbeidsdeskundig re-integratie onderzoek van verweerder.
2.9. Op 23 juni 2021 brengt verweerder een bezoek aan de fysieke werkplek van klager en maakt verweerder zijn rapport ‘Reïntegratieonderzoek’ definitief.
2.10. Verweerder reageert op 24 juni 2021 op de laatste mail van klager van 21 juni 2021 en stuurt daarbij het definitieve rapport mee. In de cc van zijn mail neemt verweerder de eerdergenoemde vertegenwoordigers van werkgever en de bedrijfsarts mee.
2.11. Op 25 juni 2021 reageert klager per mail op het definitieve rapport van verweerder en geeft aan het onderzoek van klager “waardeloos”, onvolledig en “respectloos” te vinden.
- De klacht
3.1. De klacht houdt, kort samengevat in, dat:
- verweerder niet onafhankelijk te werk is gegaan en de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt. Klager wijst daarbij op diverse feiten en omstandigheden die hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komen;
- verweerder de privacy van klager heeft geschonden door vertrouwelijke e-mailwisseling, zonder toestemming van klager, te delen met derden.
3.2. Daarmee zou, zo vertaalt het Tuchtcollege de klacht naar de Gedragscode SRA, verweerder hebben gehandeld in strijd met de algemene toetsnorm van artikel 1 Gedragscode SRA, waarin, kort samengevat is vastgelegd, dat de arbeidsdeskundige bij zijn werkzaamheden de zorg in acht neemt van een goed arbeidsdeskundige.
- Het verweer
4.1. Verweerder voert verweer. Daar wordt, voor zover nodig, in het hiernavolgende op ingegaan.
- De werkwijze van het Tuchtcollege
5.1. Op grond van artikel 11.2 van het Tuchtreglement SRA toetst het Tuchtcollege een klacht aan de Statuten, Reglementen en/of de Gedragsregels van de SRA (Gedragscode SRA) en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie.
5.2. Volgens artikel 1 van het Tuchtreglement SRA is een klacht een “blijk van onvrede die betrekking heeft op een gedraging van een arbeidsdeskundige in die hoedanigheid”.
5.3. Het Tuchtcollege oordeelt op basis van de klacht uitsluitend over het gedrag van een arbeidsdeskundige. Bij de beoordeling van het handelen van de arbeidsdeskundige gaat niet om wat er achteraf gezien allemaal meer of anders had gekund of gemoeten. Door het Tuchtcollege wordt uitsluitend de vraag beantwoord of gezegd kan worden dat verweerder met het gedrag waarover wordt geklaagd, is gebleven binnen hetgeen ten tijde van het klachtwaardig geacht handelen binnen de beroepsgroep van arbeidsdeskundigen ter zake als norm was aanvaard. Het Tuchtcollege oordeelt niet over de inhoud van het werk en de inhoudelijke conclusies van verweerder. Ook de eventuele gevolgen van de handelwijze van verweerder voor de schade-afhandeling laat het Tuchtcollege buiten beschouwing. Uitsluitend de handelwijze van verweerder wordt beoordeeld.
5.4. In dit geval beoordeelt het Tuchtcollege dus of de handelwijze van verweerder bij het door hem in juni 2021 uitgevoerde arbeidsdeskundig onderzoek, dat heeft geleid tot de rapportage van verweerder van 14 juni 2021, voldoet aan de normen zoals vastgelegd in artikel 1 Gedragscode SRA.
- De overwegingen van het Tuchtcollege
6.1. Op grond van de genoemde feiten en hetgeen klager en verweerster over en weer hebben aangevoerd overweegt en oordeelt het Tuchtcollege als volgt.
Klachtonderdeel a
6.2. Onderdeel a van de klacht luidt, dat verweerder niet onafhankelijk te werk is gegaan en de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt. Daarmee zou verweerder hebben gehandeld in strijd met artikel 1 Gedragscode SRA.
Ter onderbouwing van deze stellingname wijst klager erop, dat verweerder gebruikmaakt van het briefpapier van de arbodienst, waar ook de bedrijfsarts onder valt. Verder is verweerder, volgens klager, niet onafhankelijk omdat verweerder vaker door de werkgever wordt ingeschakeld en aan klager geen mogelijkheid is geboden om zelf te kiezen. Klager voert verder aan, dat hij, doordat hij “maar een klein uurtje zijn zegje mocht doen”, onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn verhaal te doen. Volgens klager heeft verweerder op voorhand aangegeven, dat hij zijn rapport niet inhoudelijk zal wijzigen en niet zal aanpassen, tenzij sprake is van feitelijke onjuistheden. Er is door verweerder volgens klager geen deugdelijk onderzoek naar de werkplek van klager gedaan. Verder is door verweerder in zijn rapport volgens klager uitsluitend opgeschreven wat de werkgever verlangt. Ten slotte is volgens klager sprake van belangenverstrengeling omdat de behandelend medewerker van het UWV en verweerder elkaar vrij goed kennen (klager spreekt in dat verband van “matchfixing”) en genoemde re-integratieadviseur HRM van werkgever verweerder regelmatig inschakelt.
6.3. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van het Tuchtcollege ongegrond.
Hetgeen door klager in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht is voor het Tuchtcollege onvoldoende om te oordelen dat verweerder niet onafhankelijk te werk is gegaan en de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt. Daarvan blijkt naar het oordeel van het Tuchtcollege niet uit de feiten en omstandigheden die klager aanvoert. Er is door verweerder naar het oordeel van het Tuchtcollege een zorgvuldig en onafhankelijk onderzoek gedaan. Er is overleg gepleegd met de bedrijfsarts, er heeft in voldoende mate hoor en wederhoor plaatsgevonden en voordat het rapport definitief is gemaakt is er gelegenheid geboden om op het concept daarvan te reageren. Ten slotte is door verweerder ook nog de fysieke werkplek van klager bezocht. Dat klager het onderzoek onvoldoende vindt en zich met de conclusies van verweerder niet kan verenigen, brengt niet met zich mee dat verweerder niet onafhankelijk te werk is gegaan. Het enkele feit dat de medewerker van het UWV en verweerder elkaar kennen en verweerder vaker in opdracht van de werkgever van klager handelt en er in die zin een relatie bestaat met vertegenwoordigers van werkgever, maakt naar het oordeel van het Tuchtcollege niet, dat gesproken kan worden van belangenverstrengeling.
Klachtonderdeel b
6.4. In onderdeel b van de klacht wordt erover geklaagd, dat verweerder de privacy van klager heeft geschonden door vertrouwelijke e-mailwisseling, zonder toestemming van klager, te delen met derden. Klager doelt daarbij op het feit dat verweerder, zonder zijn toestemming, in de cc van zijn mail van 24 juni 2021, waarmee hij reageert op de laatste mail van klager van 21 juni 2021, de eerdergenoemde vertegenwoordigers van werkgever en de bedrijfsarts heeft meegenomen, terwijl deze bij de daaraan voorafgaande mailwisseling niet betrokken waren en deze mailwisseling vertrouwelijk was.
6.5. Volgens het Tuchtcollege is geen sprake van privacygevoelige of vertrouwelijke c.q. geheime gegevens die door verweerder zonder toestemming van klager met derden zijn gedeeld. In die zin is dit onderdeel van de klacht volgens het Tuchtcollege ongegrond.
6.6. Wel onzorgvuldig en in strijd met de algemene toetsnorm van artikel 1 Gedragscode SRA, acht het Tuchtcollege het feit, dat verweerder zonder toestemming van klager, de vertegenwoordigers van werkgever en de bedrijfsarts in de mailwisseling met klager is gaan betrekken. Het Tuchtcollege wijst erop dat de relatie tussen een arbeidsdeskundige en een betrokkene gekenmerkt wordt door een zekere mate van vertrouwelijkheid. Een arbeidsdeskundige dient er, zeker in een situatie waarin toch al sprake is van gespannen verhoudingen, op bedacht te zijn dat het ongevraagd betrekken van derden in een discussie met een betrokkene over zijn onderzoek en rapportage belastend kan zijn voor een betrokkene en afbreuk doet aan het vertrouwen en draagvlak dat nodig is voor zijn onderzoek. Een redelijk handelend arbeidsdeskundige stuurt naar het oordeel van het Tuchtcollege ongevraagd geen correspondentie met een betrokkene naar derden, in dit geval de opdrachtgever tevens werkgever, en de bedrijfsarts. Vooral niet in onderhavige situatie, waarin van verweerder op de hoogte was van de gespannen arbeidsrelatie en het verschil van inzicht met de bedrijfsarts over de FML. Dat in de mails van klager ook allerlei dingen over de vertegenwoordigers van werkgever en de bedrijfsarts gesteld werden, zoals verweerder ter verdediging van zijn handelwijze aanvoert, maakt dat volgens het Tuchtcollege niet anders. Het is niet aan verweerder als arbeidsdeskundige om daarin te treden. Verweerder had de discussie en daarop betrekking hebbende mailwisseling met klager tot klager moeten beperken en daar niet ongevraagd en zonder toestemming de werkgever en bedrijfsarts bij moeten betrekken. Het definitieve rapport had verweerder met één mail aan klager en de opdrachtgever kunnen versturen, terwijl klager in een afzonderlijke mail nog van een reactie op zijn laatste mail had kunnen worden voorzien.
- Slotsom
7.1. Gelet op het voorgaande komt het Tuchtcollege tot de slotsom dat de klacht, voor zover hiervoor aangegeven, gegrond is. Voor het overige is de klacht ongegrond.
7.2. Wellicht ten overvloede en niet specifiek betrekking hebbend op onderhavige klacht en de handelwijze van verweerder, geeft het Tuchtcollege naar aanleiding van de klacht voor de arbeidsdeskundige praktijk nog het volgende mee.
In een situatie als de onderhavige, waarin een arbeidsdeskundige zich begeeft in een gespannen arbeidsrelatie en waarin ook nog eens sprake is van een verschil van inzicht tussen een bedrijfsarts en een betrokkene over een FML, dient de arbeidsdeskundige uitermate zorgvuldig te opereren om te voorkomen dat de arbeidsdeskundige zelf partij wordt in het conflict. Het conflict wordt daar, zo leert de praktijk, alleen maar groter van. Dit stelt hoge eisen aan de communicatie en uitwisseling van informatie. Een arbeidsdeskundige dient in een dergelijke situatie bovendien de afweging te maken of er met voldoende draagvlak onderzoek kan worden gedaan. Doe als arbeidsdeskundige, zo nodig, op tijd een stap terug. Natuurlijk is de FML leidend voor de arbeidsdeskundige, maar, als de arbeidsdeskundige weet dat over die FML verschil van inzicht bestaat, kan het, naar de mening van het Tuchtcollege, voor het draagvlak van het onderzoek geen kwaad als de arbeidsdeskundige de betrokken partijen eerst vraagt om, via bijvoorbeeld een second opinion, uitsluitsel te krijgen over de FML. In sommige gevallen vraagt een arbeidsdeskundig onderzoek nu eenmaal meer tijd en zorgvuldigheid, aldus het Tuchtcollege.
Communiceer dat als arbeidsdeskundige ook met je opdrachtgever en geef betrokkenen de ruimte. Dat komt het draagvlak voor het arbeidsdeskundig onderzoek en vertrouwen in de beroepsgroep volgens het Tuchtcollege alleen maar ten goede.
- Maatregel
8.1. Vervolgens is de vraag aan de orde tot welke van de maatregelen genoemd in artikel 22 van het Tuchtreglement het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht moet leiden.
8.2. Het Tuchtcollege heeft geconstateerd dat verweerder bij de behandeling van de klacht heeft getoond dat hij aanspreekbaar is op en inzicht toont in hetgeen van hem als register-arbeidsdeskundige wordt verwacht en zich goed bewust is van de eisen die in dat verband aan zijn werkwijze worden gesteld. Verder stelt het Tuchtcollege vast, dat verweerder zelf ook hoge eisen stelt aan de samenstelling en totstandkoming van zijn rapportages. Verweerder heeft daar in dit geval ook voor het grootste deel naar gehandeld. Bij de mailwisseling over zijn conceptrapport had verweerder naar het oordeel van het Tuchtcollege echter zorgvuldiger moeten handelen. Daar is verweerder terecht op aangesproken. Alles bij elkaar genomen acht het Tuchtcollege dit echter niet dermate ernstig dat dit tot een maatregel tegen verweerder zou moeten leiden. Daarbij komt dat over verweerder geen andere en/of eerdere klachten bij de SRA bekend zijn. Ten slotte laat het Tuchtcollege meewegen, dat de primaire doelstelling van het tuchtrecht voor register-arbeidsdeskundigen niet een bestraffende is, maar een verbeterende, gericht op het waarborgen van de kwaliteit van de dienstverlening door arbeidsdeskundigen.
8.3. Op grond van deze overwegingen is het Tuchtcollege van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een gegrondverklaring van de klacht zonder de oplegging van een maatregel.
Beslissing
Het Tuchtcollege verklaart de door klager ingediende klacht deels, en uitsluitend voor zover hiervoor aangegeven, gegrond zonder oplegging van een maatregel.
Aldus gegeven op 23 februari 2023 door:
- drs. M.C. van Meppelen Scheppink, voorzitter
F.M.L.J. Hoebink, lid
B.B. Gerringa, lid