donderdag 7 april, 2005

Interview Robin Linschoten:

“Het huidige WAO-beleid van minister De Geus zie ik als een onnodige tussenstap”, stelt Robin Linschoten, kroonlid van de SER en voormalig staatssecretaris van Sociale Zaken. “Uiteindelijk komen er puur objectieve WAO-criteria, waardoor de rol van claimbeoordelaar zal verdwijnen.” SRA sprak met Linschoten over zijn toekomstperspectief voor de WAO en de kansen die hij ziet voor arbeidsdeskundigen.

Door: Aart de Boon


Volgens Linschoten bestaat in Nederland een redelijke consensus dat het huidige stelsel van sociale zekerheid op de helling moet. “Ik denk dat we op dit moment kunnen kiezen uit drie modellen. Over het eerste model, het ministelsel, wordt al sinds de jaren tachtig gediscussieerd. Globaal komt het erop neer dat de overheid de basis regelt en de sociale partners of anderen de rest. We kennen dit model nu bij de AOW en de pensioenen. In het tweede model ligt de verantwoordelijkheid in de eerste fase van verzuim bij de sociale partners. De overheid concentreert zich op de langdurige gevallen. Dit model kennen we nu min of meer bij de Ziektewet. Het derde model is momenteel onderwerp van studie bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Daar wordt onderzocht of het mogelijk is alle werknemersverzekeringen op te nemen in de arbeidsovereenkomst. De overheid regelt dan de polisvoorwaarden en de sociale partners vullen zelf de rest in.”
Linschoten geeft het tweede model uiteindelijk de meeste kans. “Het heeft veruit de meeste medestanders, want het levert gigantische besparingen op. Een eeuwenoud probleem uit de sociale zekerheid wordt hiermee opgelost, namelijk dat claimbeoordeling afhankelijk is van subjectieve factoren. Wanneer er objectieve WAO-criteria zijn, kun je zeggen ‘U bent na 5 jaar nog niet gere•ntegreerd, dan krijgt u nu toegang tot het overheidstelsel.’ Daarvoor heb je dus geen artsen of claimbeoordelaars meer nodig. Tel uit je winst.”

Miljardenmarkt
Linschoten ziet ook als voordeel van het tweede model dat de risico’s worden neergelegd op de plek waar ze te be•nvloeden zijn, namelijk bij de bedrijven zelf. “Wanneer bedrijven in de eerste fase zelf verantwoordelijk worden voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, zullen zij eerder geneigd zijn die problemen aan te pakken. Je ziet die prikkels, dankzij bijvoorbeeld de PEMBA, nu al doorwerken. Bedrijven zullen snel doorkrijgen dat het nieuwe model een behoorlijke schadelast veroorzaakt als men niet goed is voorbereid. In het oude stelsel was de WAO voor bedrijven een oplossing, nu wordt het een probleem. Ik voorzie dan ook dat het bedrijfsleven binnen afzienbare tijd massaal gaan investeren in schadelastbeheersing. Dat wordt echt een miljardenmarkt.”

Probleemoplosser
Die markt zal volgens Linschoten ook het toekomstige werkterrein van arbeidsdeskundigen worden. “Arbeidsdeskundigen moeten uit hun hol komen. Ik zie nu bij veel van hen nog een misplaatste loyaliteit naar hun werkgever. In de wetenschap dat binnen enkele jaren de rol van claimbeoordelaar verdwijnt, kunnen zij zich volgens mij beter richten op een nieuwe invulling van hun vak. Arbeidsdeskundigen moeten zich realiseren dat zij economische meerwaarde moeten leveren. Claims beoordelen heeft geen economische meerwaarde. Een bedrijf helpen zijn schadelast te beheersen of de bedrijfsproductiviteit te verhogen wel. Als arbeidsdeskundigen slim zijn, spelen ze nu al in op die nieuwe situatie. Ik zie de arbeidsdeskundige van de toekomst als een probleemoplosser, een soort employabilitycoach die bedrijven ondersteunt op het gebied van preventie, verzuimbegeleiding, re•ntegratie en outplacement. Daar zal grote vraag naar ontstaan.”

Innovatieve tools
Er zijn volgens Linschoten diverse innovatieve tools die arbeidsdeskundigen kunnen inzetten bij het ondersteunen van bedrijven. Als adviseur van Hudson, een bedrijf dat actief is op het gebied van arbeidsmobiliteit, komt hij regelmatig in aanraking met de nieuwste technologische oplossingen. “Dergelijke technieken helpen bijvoorbeeld bij het organiseren van discipline bij verzuimbegeleiding en bij ‘profiling’. Arbeidsdeskundigen maken daarvan nog veel te weinig gebruik. Deze technieken worden in Amerika en Australi‘ al gebruikt voor productiviteitsmanagement en aanwezigheidsmanagement. Je kunt ze echter ook inzetten in de lagere managementlagen om discipline bij verzuimbegeleiding te garanderen. En ze zijn handig om gedragspatronen in kaart teÊ brengen. Deze tools helpen bedrijven dus om problemen op tijd te zien aankomen en actie te ondernemen.”

Register als keurmerk
Hoe ziet Linschoten de rol van een onafhankelijk register in dit veranderende landschap? “Juist omdat de overheid zich terugtrekt is het voor de beroepsgroep belangrijk dat er een onafhankelijk orgaan bestaat dat de kwaliteit van het vak bewaakt. De overheid zal dat niet doen, het is haar taak ook niet. Een register moet echter wel meerwaarde hebben, het moet naar mijn idee een keurmerk zijn. Bedrijven moeten weten dat register-arbeidsdeskundigen de beste professionals zijn. Het register zou dan een perfect marketinginstrument kunnen zijn voor de beroepsgroep.”

Aantrekkelijk beroep
Linschoten verwacht dat het beroep van arbeidsdeskundigen alleen maar aantrekkelijker wordt. “Het is toch veel leuker om problemen op te lossen en een bijdrage aan de bedrijfsproductiviteit te leveren dan claims te beoordelen? Er zullen enorme kansen ontstaan voor arbeidsdeskundigen, maar ze moeten zich er wel op voorbereiden.”
Ook de problemen rond het voeren van ‘slechtnieuwsgesprekken’ behoren straks tot het verleden, denkt Linschoten. “In het nieuwe stelsel worden veel minder slechtnieuwsgesprekken gevoerd, omdat problemen eerder gesignaleerd worden. Natuurlijk blijven er altijd vervelende gespreksonderwerpen, maar veel vaker wordt meteen over een mogelijke oplossing gesproken. Al met al wordt het prettiger werken voor iedereen. Voor de werkgevers, de werknemers en de arbeidsdeskundigen.”

Aart de Boon is vice-voorzitter van de SRA en teammanager Mensschade bij Nationale Nederlanden

Laatste nieuws