maandag 8 december, 2008

Interview met Jan Aghina, directeur NVZD:

Governance staat voor goed, efficiënt en verantwoord leiden. Het omvat vooral ook de relatie met de belangrijkste belanghebbenden van de arbeidsdeskundige zoals de overige arbeidsdeskundigen, werknemers, afnemers en de samenleving als geheel. Het samenspel van deskundigheid, goed gedrag, goed bestuur, en de onderlinge afspraken daartussen kan worden opgenomen in een code voor good governance.
Binnen de gezondheidszorg is governance al jaren een bekend begrip. De commissie Meurs, die in november 1999 rapporteerde over Health Care Governance, gaf een dertigtal aanbevelingen die zouden kunnen leiden tot een goed bestuur en toezicht in de zorg. Dit "blauwe boekje" was voor de NVZD- vereniging van bestuurders in de gezondheidszorg – aanleiding om in 2004 de commissie d'Hondt in te stellen, die in 2005 de Gedragscode voor de goede bestuurder publiceerde. Deze code en de oorspronkelijke aanbevelingen van de commissie Meurs tezamen vormen de oorsprong van de door de BOZ – branche organisatie zorg, waarin de vier grote branches in de gezondheidszorg met elkaar afstemmen- per 1 januari 2006 ingevoerde sectorbrede governance code, die aanwijzingen geeft voor een duidelijk en pro-actief toezicht en voor een transparant bestuur.
Jan Aghina, directeur van de NVZD was als secretaris van de commissie d'Hondt betrokken bij het tot stand komen van de gedragscode en heeft dagelijks te maken met governance problematiek in de gezondheidszorg.
Dat "blauwe boekje"van de commissie Meurs was de start, maar waarom was er in 1999 ineens zoveel belangstelling voor governance vragen in de zorg?
Jan Aghina: 'Die belangstelling was niet exclusief voor de zorg. Wij hadden de commissie Peters en de commissie Glasz al gehad. Later leidde dat ook tot de commissie Tabaksblat. Die laatste richtte zich primair op het gedrag in beursgenoteerde bedrijven, maar toch zijn waar mogelijk ook de aanbevelingen van Tabaksblat in de zorg meegenomen. Eind jaren negentig waren de zorginstellingen op zoek naar wegen om hun maatschappelijke functie te vervullen en daarover verantwoording af te leggen aan de belanghebbenden. Bovendien was er behoefte aan spelregels en duidelijkheid in de relatie Raad van Toezicht en Raad van Bestuur.'
Was dat nu een beweging die alleen in het zorgveld tot stand kwam?
Aghina: 'Nee, je moet eerder denken aan een breed gedragen idee vanuit de zorg en de overheid dat de sector tot een vorm van zelfregulering moest komen op het gebied van bestuur, toezicht en verantwoording. Kenmerk moest daarbij zijn de begrippen openheid, inzichtelijkheid en beïnvloeding door stakeholders. De governance gedachte biedt dan mogelijkheden.'
En de overheid? 'Enerzijds schreven die toentertijd in het regeerakkoord dat er meer ruimte moest komen voor beleid vanuit het veld en anderzijds werden er in het Reglement Jaarverslaglegging zorgregels gesteld ten aanzien van de verantwoording. Laten we zeggen dat die twee ontwikkelingen in het veld en bij de overheid parallel liepen.'
Hoe kwam de NVZD dan bij de gedragscode?
Aghina: 'Alle voorgaande inspanningen waren gericht op de instellingen en op bestuurlijke gremia binnen die instellingen. De gedragscode richt zich op de bestuurder zelf; het is een persoonlijke code, waarin beschreven staat welke eisen gesteld worden aan de bestuurder, wat passend is. De gedragscode stelt normen aan de individuele functie-uitoefening van de bestuurder en is daarmee een aanvulling op de wet- en regelgeving.'
Hoe kun je nu de bestuurder houden aan de code?
Jan Aghina: 'Sinds enige jaren is de code onderdeel van de arbeidsovereenkomst. De toezichthouder kan de bestuurder gewoon aan de code houden. De code is dus niet vrijblijvend, maar de bestuurder kan erop worden aangesproken.'
Daarna kwam de sectorbrede code?
'De sectorbrede code is voor een groot deel gebaseerd op de ideeën die in het "blauwe boekje"van de commissie Meurs staan verwoord, aangevuld met de gedachten uit de gedragscode. Dat is ook een goede zaak. De sectorbrede code gaat over instellingen en de bestuurders en toezichthouders, dus over instellingen en mensen.'
Als de sectorbrede code niet wordt toegepast kun je dan bezwaar maken?
Jan Aghina: 'De sectorbrede code voorziet in een beroepsmogelijkheid. Daartoe is er een governancekamer ingericht bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. In de evaluatie van de Sectorbrede code bleek dat er door te weinig partijen bezwaren kunnen worden ingebracht. Dat wordt nu mogelijk wat opgerekt en dan is het wachten op de eerste zaak bij het Scheidsgerecht.'
Is er dan nog nooit een zaak ingebracht?
'Door de beperkte groep die nu een zaak kan aanbrengen is er nog nooit een casus geweest. Dat is jammer omdat daarmee ook het systeem niet getest kan worden en er ook geen ontwikkeling in de code is. Nog los van het feit dat er regelmatig toch casuïstiek in de zorg bekend wordt die best getoetst zou kunnen worden. Maar goed, de toegangsmogelijkheden tot de governancekamer worden verruimd.'
Zijn er nog andere ontwikkelingen?
Jan Aghina: 'De NVZD is bezig met het ontwikkelen van een accreditatiesysteem voor bestuurders. Daarmee wordt de kwaliteit van de bestuurder inzichtelijk gemaakt en daarmee is accreditatie ook een bijdrage tot transparantie in de zorg. Het probleem is dat er voor bestuurder geen opleiding bestaat. Eigenlijk kun je het niet worden, maar alleen zijn. Gecombineerd met de vele ontslagen van bestuurders geeft dat het beeld van mensen die hun vak niet verstaan. Dat is vaak volledig ten onrechte. Accreditatie maakt duidelijk dat de bestuurder in ieder geval voldoet aan basiseisen en dat hij of zij actief bezig is met zijn persoonlijke ontwikkeling.'
Dank voor dit inzicht in de gezondheidszorg. Het geeft een goed beeld van de wijze waarop de zorg probeert zelfregulerend te zijn en vooral een branche te willen vormen die voor de gebruiker transparant is. Heeft u nog een aanbeveling voor de arbeidsdeskundigen? 'Ik denk dat de arbeidsdeskundigen goed hebben aangevoeld wat de klanten en de omgevende beroepsbeoefenaren verwachten: een transparante en consistente handelswijze. En als die ontbreekt een mogelijkheid om echt onafhankelijk in beroep te kunnen gaan. Het is goed zowel voor de beroepsgroep als voor de stakeholders om in een governancecode te beschrijven wat er verwacht mag worden van de arbeidsdeskundigen. Natuurlijk moet je dan ook kunnen afdwingen dat de arbeidsdeskundigen zich aan deze code houdt.
Een tweede aanbeveling is om de code op te zetten naar analogie van bestaande codes. Vele elementen zijn al beschreven en dat kan veel werk uitsparen. Ik zeg nadrukkelijk naar analogie. Niet overschrijven omdat het vormen van een code ook een rijpingsproces is voor de commissie en de beroepsgroep.
Een derde aanbeveling is om de code op te stellen in samenwerking met de stakeholders. Dat voorkomt dat de code te veel intern gericht wordt en door de stakeholders niet wordt herkend.'
Graag danken wij u voor deze aanbevelingen. Daaruit spreekt ook de ervaring die in de zorg is opgedaan met het opstellen van dergelijke codes. De SRA kan daar veel aan hebben en wij zijn er zeker van dat uw aanbevelingen niet slechts aan het papier zullen worden toevertrouwd, maar dat ze daadwerkelijk zullen worden gebruikt door de commissie.

Laatste nieuws